Grootte 2,1 – 3 x 1,9 – 2,5 mm
Het bolle en breed ovale diertje is bedekt met een korte en dichte beharing.
De
kop bij de mannetjes is volledig geelrood met soms een zwart achterhoofd
Bij de wijfjes is de kop zwart met een rossigrode lip. Beide geslachten hebben geelrode
kaaktasters en
antennes.
Het
halsschild is zwart met soms wat rood aangelopen voorrand en voorhoeken.
De
dekschilden zijn zwart met een ronde roodoranje vlek. De dichte beharing is vrij lang.
De bestippeling is egaal fijn met maximaal enkele grover stippels.
Er zijn twee richels op het
prosternum die de voorrand raken en de
dijlijn raakt de achterzijde net niet en verdwijnt vervolgens halverwege het segment.
Variatie: Er bestaat een vorm die een driehoekige vlek heeft die reikt tot aan de epipleuren, analoog aan
Scymnus interruptus [
SCYINT]. En ook 4-vlekkige vormen komen voor.
Te verwarren met de andere soorten uit de frontalis-groep (zie [
SCYFRO])