Grootte 1,7 – 2
Deze eerder kleine
scymnus soort heeft een eerder breed ovaal lichaam.
De
kop en het
halsschild zijn bruinzwart. De
dekschilden zijn donker en hebben elk een grote lichtbruin vlek die soms tot aan de rand van de dekschilden kan reiken.
De dekschilden zijn grof behaard.
Langs de onderzijde heeft het
prosternum twee kielvormige langslijnen die de voorrand niet bereiken maar vooraan samenkomen. De
dijlijn is volledig en reikt tot over het midden. De dijplaat, zijnde de zone binnen de dijlijn is van voren grof gestippeld vanachter glad.
Het voedsel dat deze soort eet zou onder andere
Pseudococcus calluneti. Deze schildluis leeft aan de wortels en op de stengels vlak boven de grond. Mogelijk is dit echter een vergissing en leeft dit lieveheersbeestje op
Chionaspis salicis.
Biotoop: Het voedsel toont aan dat de soort vermoedelijk leeft in vochtige biotopen op wilgen of op de planten onder deze wilgen. De overwintering vindt dan ook in molm van oude wilgen plaats
Deze tekst is gebaseerd op de werkteksten voor een geplande veldgids van INBO/JNM ©Johan Bogaert